Een bijzondere dag

Blog 96 juli 2015, een gewone dag die toch heel bijzonder bleek te zijn. Voor mij een bijzondere dag omdat het mijn laatste stagedag van mijn derde jaar zou worden. Voor Nieuw Woelwijck een bijzondere dag omdat er een belangrijke verjaardag werd gevierd: die van het dorp.

De hele dag loopt net even anders dan een normale dag. Tussen de middag lunchen we met taart en drinken we limonade, want vandaag is geen gewone dag, vandaag is het feest.

Op het dorpsplein is het gezellig druk. De drumband bestaande uit dorpsbewoners speelt alsof hun leven er vanaf hangt en er wordt gelachen en gezongen. Iedereen zoekt een plekje en wacht in spanning af. Midden op het plein staat een groot cadeau, ingepakt in zuurstokroze pakpapier met een gouden strik.

En dan. Begint midden op het plein iemand te zingen waarna het hele plein met ruim 400 man mee begint te doen:

“Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen. Geef elkaar een hand, je bent niet alleen. (…)” 

Kippenvel op mijn armen. Voor de mensen van Nieuw Woelwijck (en voor mij inmiddels ook) een bekend lied. Een lied dat wat mij betreft precies zegt waar Nieuw Woelwijck voor staat. Een lied wat me nu raakt omdat ik vandaag een mooie periode ga afsluiten.

En direct daarna door in het volgende lied: lang zullen we leven! 38 clowntjes rennen een voor een het plein op, één voor elk jaar. 2 meiden mogen het cadeau uitpakken, vol spanning en ongeduld wordt er aan het papier getrokken.

Stilletjes sta ik de hele middag te genieten. Wat een feest, wat een positieve energie. Ouders die samenzijn met hun kind. De spanning bij de spelletjes waarbij iedereen fanatiek meedoet en wordt betrokken. Hoe gewoon het voor mij is geworden om de bewoners te ‘helpen’ bij het gooien wanneer zij dat zelf niet kunnen of snappen. Samen gaan we ervoor! Maar ook genieten van een ijsje en kijken naar de drukte en gezelligheid. En na een lange dag lekker op het terras zitten van de groep, beseffen dat de dag voorbij is en dat het toch echt tijd wordt om te gaan.

Een dag om nooit te vergeten. Een bijzondere dag. Een dag… met een gouden randje.

En nu?

Blog 8Ik kom thuis en loop de twee trappen op naar mijn kamer, draai de sleutel om en loop de vertrouwde ruimte binnen. Ik ga voor mijn tafel staan en laat mijn hoofd hangen. Mijn schouders beginnen te schokken en mijn ogen vullen zich met tranen. Mijn huisgenootje komt binnen en het enige wat ik kan doen is mijn hoofd schudden, nog met mijn rug naar haar toe. Nee. Ik mag niet door. Ik moet stoppen. Nu echt.

Na een tijdje voel ik pas de woede opkomen. De woede over hoe het gesprek is gelopen, wat er is gebeurd en gezegd. Hoe een gesprek van krap een half uur je leven op zijn kop kan zetten. Voor ik naar de studieadviseur ging had ik nog een klein sprankje hoop. Wie zou dat niet hebben? Je probeert je vast te klampen aan dat ene kleine grassprietje waarvan je hoopt dat het je volle gewicht kan dragen. Tevergeefs.  Eenmaal binnen bij de studieadviseur komt deze snel ter zake. Ik leg mijn situatie uit: ik heb mijn hertentamens niet gehaald en nu wil ik kijken wat er nog kan gebeuren. De studieadviseur draait zich om naar haar computer en kijkt naar mijn studievoortgang. Ik weet wat daar staat. Het is niet veelbelovend: onvoldoende na onvoldoende zal zij op haar scherm zien. Ze draait zich om. “Nee. Nee, nee, nee, nee. Over.” Ik weet niet wat ik moet zeggen. Allerlei vragen en mogelijkheden had ik op papier gezet: wat nou als… of is er een mogelijkheid dat…? Maar de mededeling die net is gedaan galmt in mijn hoofd. Het stuitert eerst nog wat rond en daalt dan langzaam als stof neer in mijn hersenen. Stof dat maakt dat ik niet meer helder kan denken. Ik kijk op mijn blaadje dat voor me ligt. De letters dansen op het papier. Ik word me opeens bewust van de klok die maar door tikt. Elke seconde een droge tik en de tijd verstrijkt. Ik voel tranen opkomen maar ik ga niet zitten huilen bij een mevrouw die ik totaal niet ken. Dat weiger ik. Geen medeleven. Geen woord van begrip. Enkel de mededeling “Goh, ik zie dat je maar drie keer bij de studieadviseur bent geweest”. Vanbinnen breek ik maar ik laat het niet zien. Langzaam dringt het tot me door dat deze studieadviseur mij niet meer kan of wil helpen. Zij vindt blijkbaar dat het genoeg is geweest. Zij ziet geen uitweg of oplossing, die komt namelijk niet. Uiteindelijk komt de vraag over mijn lippen die ik eigenlijk niet wil stellen: “En nu?”.

Het gevoel dat mij bekroop toen ik bij de eerste lotingsuitslag hoorde dat ik uitgeloot was komt weer terug. Laat ook maar. Weg wil ik uit dit stomme gebouw met deze stomme mensen die niks om mij geven. Weg van deze stomme studie die mij zoveel moeite heeft gekost het afgelopen jaar. Zoek het allemaal maar uit want ik vertrek. En wel nu. Gek eigenlijk wat zo’n situatie met je doet. Het tegenstrijdige: ik stoot af wat ik altijd heb gewild. Waarschijnlijk uit zelfbescherming want diep vanbinnen weet ik dat ik zelf niet de regie heb in dit proces. Net zoals ik de regie niet had toen ik bij die eerste loting lotnummer 1046 kreeg bij 400 plekken en ik dus keihard uitgeloot was voor mijn droomstudie.

Vier jaar geleden deed ik voor de tweede keer mee aan de loting voor geneeskunde. Op 15 juli kreeg ik te horen dat ik ingeloot was voor geneeskunde in Groningen. Net een dag terug uit Engeland van 5 maanden au pair-schap en dé brief lag trillend in mijn handen. Ongeloof en blijdschap wisselden elkaar vervolgens af toen ik de zo gehoopte woorden las bovenaan de brief: bewijs van toelating 2011-2012. Krap een jaar later speelde bovenstaande zich echter af.

Maar wat een verschil kan vier jaar maken. Hoewel het inmiddels een tijd terug is heb ik er soms nog wel eens moeite mee. Mijn vriendinnen uit het eerste jaar lopen inmiddels coschappen of doen onderzoek. Zij worden arts. Constant zal ik worden geconfronteerd met mensen die een beroep uitoefenen wat ik ook had willen doen. Hád. Want nu? Nu ben ik heel gelukkig dat ik de keuze heb gemaakt voor de HBO-V. Heb ik er vertrouwen in dat ik op mijn plek ben, dat ik mij als verpleegkundige kan ontwikkelen en nog dichter bij mijn patiënten kan staan. Nog een jaar en dan mag ik mij verpleegkundige noemen. En daar ben ik trots op.

Blikken van de ziel

Blog 7Wanneer je jezelf niet kunt uitdrukken met gesproken taal, je afhankelijk bent van anderen en je moet laten leiden in het ritme van de dag. Hoe moeilijk zou dat niet voor vele mensen zijn? Anderen hebben geen keus. Zij leven het leven dat zij hebben en ik ben vereerd dat ik daar onderdeel van mag zijn en hen mag ondersteunen in het ritme van de dag. Hoe normaal is het wel niet dat je ’s ochtends je ogen opent en om je heen kijkt. De ruimte om je heen verkent en besluit om aan de dag te beginnen. Wat als je dat allemaal niet kunt? Dan open je je ogen en staat er iemand aan je bed. Iemand die je goedemorgen wenst en je blik probeert te vangen. Die eerste blik, eigenlijk een bijzonder en intens moment van het begin van de dag. Twee mensen, in contact met elkaar door twee paar ogen.

Ogen, ze kunnen dwars door je heen kijken, maar er zijn ook momenten waarop het even lukt de blik te vangen. Een kort moment waarop je even het gevoel heb echt contact te maken waarna de blik weer afdwaalt. Starend in dat grote niets. Hoe moeilijk het soms is wanneer die blik en het ontspannen daarvan je nooit helemaal kunnen overtuigen van de connectie tussen jou en mij.
Tegelijkertijd zoeken andere ogen je ook wel eens op en wanneer die blikken elkaar kruisen kun je alles verwachten. Pure paniek. Nietszeggendheid, rust of kalmte. Een blik van: het komt toch allemaal wel goed? En waar de een de blik het merendeel van de dag op oneindig heeft staan ziet de ander letterlijk alles. Maar zien is niet begrijpen, snappen of kunnen verwerken. Zien is soms ook al teveel. Teveel indrukken, teveel gevoelens en angsten. Hoe graag zie je niet alles, maar hoe vaak is het niet zo ongelooflijk lastig om ook echt te kijken? En hoe fijn is het om af en toe, wanneer je genoeg hebt gezien voor dat moment, je ogen even te sluiten.

Oefening baart kunst – deel 2

Blog 6Voor mijn medestudent en mij ligt onze patiënt in bed op de spoedeisende hulp. Net binnengebracht met kortademigheidsklachten en verder een blanco voorgeschiedenis. Opdracht van de docent: neem deze patiënt op, zoek uit wat er aan de hand is en wat voor behandeling je gaat toepassen. Goed. Of nouja, niet zo goed, want deze meneer heeft een hoge hartslag, snelle ademhaling en heeft het gezien zijn saturatie nogal moeilijk met zijn zuurstofvoorziening. Met zijn tweeën werken we nog wat onwennig het ABCD af van de spoedeisende hulp.

Vragen hoe het met meneer de Vries gaat; niet zo goed. Voelt zich beroerd. Ademweg vrij: check. Dan naar de ‘breathing’: hoe zat het ook alweer, lijstje erbij. Observeren, meten en beoordelen: toch niet zo makkelijk als het altijd lijkt. Luisteren naar longen waarvan je eigenlijk maar weinig weet hoe het hoort te klinken, toch horen dat links en rechts verschillen. We hebben iets gevonden wat afwijkt! Oh, misschien is het handig om de saturatiemeter aan te sluiten, en ook maar de hartslag en bloeddruk gaan observeren. Oei… Dat is niet goed. Zuurstof gaan toedienen. Maar hoeveel? En via welke methode? Afgaande op de kelderende waardes gaat het nog niet erg lekker. Infuus erin. Wat kan er aan de hand zijn? We bedenken een aantal differentiaal diagnosen, maar komen vervolgens niet echt verder. De tijd tikt voorbij, maar voelt tegelijk aan als stroop. Wanhopig kijk ik naar mijn collega aan de andere kant van het bed, die vervolgens even wanhopig terug kijkt. Alarmen gaan af. Het hartritme stijgt boven de 170 en verandert in een wirwar van dalen en pieken. “En stop maar. Jullie patiënt is dood”

Zucht. Lekker dan. Zomaar een woensdagmiddag in de IC-ruimte van het skillslab. Sinds begin september volg ik de theoretische specialisatie Critical Care. Binnen deze specialisatie leren we in een half jaar tijd de fijne kneepjes van de critical care verpleegkunde. Dat blijkt dus nog lastiger dan gedacht. Het eerste blok houden we ons bezig met de ademhaling en circulatie. Nieuwe interessante studiestof die echt weer een stapje verder gaat dan de lessen geneeskunde uit jaar 1 en 2 van de HBO-V, maar toch weer een stukje simpeler is dan de stof die ik moest leren in mijn eerste jaar van geneeskunde. Daarnaast gaat het nu op klinisch gebied een stuk verder: niet droog de theorie leren, maar ook echt kunnen beredeneren waarom je een bepaald beeld ziet en wat je wilt gaan doen en waarom. Dat gaat zo ver als het opstellen van je aanbeveling na je opname van je patiënt: welke parameters ga je bewaken? Het bepalen van je beleid: wie ga je consulteren, wat wil je nog meer uitvragen, welke onderzoeken ga je aanvragen, inclusief lab en welk aanvullend klinisch onderzoek wil je gaan doen. Uiteindelijk nog de laatste stap: wat is je klinisch beleid en welk klinisch beloop wil je graag zien bij je patiënt. Al met al best wel een groot verschil met de eerdere theorie die we hebben gehad. We moeten nu echt zelf nadenken en beredeneren waarom je iets doet. Lastig soms ook wel, want in hoeverre heb ik als verpleegkundige zoveel regie? En wat doet de arts? Al met al kan ik nu na vijf weken toch concluderen dat de verpleegkundige behoorlijk zelfstandig werkt! En dat is leuk.

En de patiënt die dood ging? Had de docente expres gedaan: om aan ons te laten zien dat er in de acute zorg ook acuut verandering kan optreden in de situatie van de patiënt en dat je altijd op je hoede moet zijn en goed alles in de gaten moet houden. Tsja… Oefening baart kunst. Nog steeds.

De geest van het verleden

dementie boomblaadjesIk loop naar binnen met het kopje koffie in mijn handen. Twee ogen zijn op mij gericht. Maar ze zien me niet: ze kijken dwars door mij heen. Verzonken in de eigen wereld, een wereld van angst, onrust en onzekerheid. Niet weten wat er gebeurt, waar je bent en wat je daar doet, wie de mensen om je heen zijn. Niet meer weten wie je zelf bent.

De harde, harde wereld van dementie. Die soms… Ook best wel mooi kan zijn.

De harde wereld: elke ochtend weer een strijd met het ritme van de dag. Wat wordt er allemaal van de bewoner verwacht? Ieder volgt zijn of haar eigen ritme, maar heeft vaak geen idee wat ze moeten doen. En: echt niet meer weten wat er wordt bedoeld. Een mevrouw aan wie je wel 10x kan vragen om op het toilet te gaan zitten. ‘Gaat u maar zitten.’ ‘Wáár dan?’, Vraagt ze terwijl ze recht voor het toilet staat. Nog maar eens, vriendelijk: ‘Achter u, ga maar zitten’. ‘Ja maar hóe dan!’. Ik probeer het anders: ‘even plassen’. Een kort moment zie ik een blik van herkenning, maar direct daarna die onbegrijpende blik. Een blik die langzamerhand verhard en boos wordt. Ze begrijpt het niet. Op dat soort momenten voel ik me machteloos.

Tegelijkertijd is het vertrouwen en het gemak waarmee mensen met je mee gaan soms ook heel grappig. Niet precies wetend hoeveel besef deze mensen van hun dagelijks ritme hebben, maar elke keer valt het mij op dat je (vaak) maar hoeft te vragen of iemand met je mee komt, en ze komen mee. Soms niet eens met uitleg: ‘Gaat u mee? En hup, aan de hand of arm, gaat de bewoner met je mee, ontbijten, kopje koffie drinken, lunchen, de normale dingen van de dag.

Naast de verdrietige momenten waarop een bewoner erg in de war kan zijn en hier angstig van wordt, zijn er ook bewoners die zich hier minder bewust van zijn geworden. Op zo’n moment is wat de bewoner ziet werkelijkheid. Hallucinaties komen veel voor: minder prettige, zoals de mevrouw die in haar slaapkamer vaak rompen van mensen zag – zonder armen, benen en hoofd – maar soms ook grappige. Zo liep ik eens met een mevrouw naar haar kamer over de gang. Op een gegeven moment zegt ze: “Zie je dat paard daar?”. Inwendig lag ik dubbel – Eeeeeer staat een paard in de gang…… Half gniffelend ben ik toch in de beleving van de bewoner meegegaan, haar gevraagd welke kleur het paard had. Het bleek een wit paard te zijn. En voor mevrouw? Was het de gewoonste zaak van de wereld.

Ontremd gedrag is ook een van de vele kenmerken die bij dementie voor kan komen. Zo was er een meneer die regelmatig enigszins vunzige liedjes kon zingen. Op een ander moment liep ik met diezelfde meneer vanaf de kapper terug naar de afdeling. Bij elke voorbijganger in het gebouw – en dat waren en nogal wat – riep meneer luidkeels: ‘LEVERWORST!’. Tja. Ik heb maar vriendelijk gelachen, in de hoop dat de mensen het zouden begrijpen. Achteraf gezien heb ik hier ook nog wel om kunnen lachen. Je maakt nog eens wat mee.

Elke bewoner, alle 40 van de afdeling, heeft een eigen gezicht én een eigen geest. Een eigen levensgeschiedenis, familie, vrienden, gewoontes. Een eigen verhaal. Elke keer weer probeer ik dat te bedenken, wanneer ik deze mensen verzorg.

Het leed dat ‘stage-indeling’ heet…

ImageMaandag 19 mei… De grote dag waarop eindelijk bekend wordt gemaakt waar we onze U1 stage mogen gaan lopen (=eerste stage van 3e jaar). De hele dag in spanning gezeten want het blijft afwachten waar je wordt geplaatst. Wel of geen ziekenhuis? Wel of niet in de buurt van Groningen – of dan tenminste een béétje in de buurt. F5, F5, F5, JA! Bestand geplaatst… Naam zoeken: argh.

“Wordt later bekend. Praktijkbureau is nog aan het werven voor stageplaatsen. Student wordt zsm geïnformeerd door het praktijkbureau.”

Zo’n 55 mede U1’ers hebben met mij nog geen plek. En dan vraag je je af: hoe kan dat?! Ja, er gaan in het eerste semester van komende september 500 mensen stage lopen, maar hoe kan het dat er plekken te weinig zijn? Dat weten ze toch van tevoren al? En hoe gaan ze dit nu oplossen? En belangrijker: wat is “zsm”?

Dat “zsm” blijkt helemaal  niet “zsm” maar “zo langzaam mogelijk” met “zo min mogelijk informatie”. Het praktijkbureau moet je te vriend houden, dus ik wacht het allemaal maar lijdzaam af. En zo kan het dat ik – met een paar weken te gaan tot de school sluit – nog steeds geen plek heb om mijn derdejaars stage te lopen. Eén ding scheelt, en dat is dat ik niet de enige ben. Maakt ook meteen het probleem nog ingewikkelder want één plek te weinig is een stuk makkelijker dan 55 plekken te weinig. Ai.

Dus bij deze een ‘oproep’: heeft iemand nog tips of weet iemand een leuke en goede stageplek voor een 3e-jaars HBO-V student? Liefst in kindzorg en/of ziekenhuis? Laat het me weten! (Zo lang ik nog geen bericht heb van het praktijkbureau ga ik zelf maar een beetje op zoek…)

Gelukkig kan ik mij ook nog druk maken over de vele verslagen die ik nog moet inleveren, de praktijktoetsen die er nog aan komen deze week en de twee (hopelijk laatste!) tentamens die er nog aan komen. Lichtpuntje? 20 Juni heb ik vakantie!

Zeepbel

AfbeeldingEen tijdje niets geschreven, maar het is dan ook een vrij hectische periode geweest. Nu dan toch weer een blog; naast dat ik natuurlijk leuke (en minder leuke) dingen mee maak op stage volg ik gewoon weer lessen op school en ook daar valt wel wat over te vertellen.

En zo zit het eerste blok van het half jaar theorie er alweer op. Gedurende het afgelopen blok heb ik mij verdiept in de wondere wereld van zwangerschap en bevallingen (super interessant!). Daarnaast moest er natuurlijk het een en ander besproken worden op het gebied van culturele sensitiviteit, innovatie, kritisch redeneren, wetenschappelijke praktijkvoering, psychologie, sociologie, M&O, pedagogiek en nog wat van die vakken. Uiteindelijk hangt het allemaal mooi met elkaar samen en is het de bedoeling dat wij als studenten de toegevoegde waarde van deze vakken gaan inzien in combinatie met de geneeskundige en verpleegkundige kennis die wij opdoen. Helaas helaas blijkt de praktijk wat weerbarstiger en wordt er flink gemopperd over de tentamens – veel studiestof, weinig vragen of vragen die zo specifiek zijn dat niemand ze weet. Moet herkenbaar zijn voor velen…

Tussen de bedrijven door ben ik ook nog bezig geweest met een ander belangrijk traject binnen mijn loopbaan op de HBO-V, namelijk de sollicitatie voor het duale leertraject. Het idee van deze duale route is dat je de laatste twee jaar van je opleiding als werknemer in het UMCG gedurende 32 uur per week gaat werken. Voor mij een mooie kans om niet het reguliere traject te volgen (waarin je 2x een stage van 20 weken volgt plus specialisatie plus afstudeeronderzoek) maar een stapje verder te gaan en echt te gaan werken. Al in de tweede week van mijn eerste jaar kwam dit duale traject aan de orde in een gesprek dat ik met mijn SLBer had. Nu, met het derde en vierde jaar in het zicht begon de selectieprocedure van het duale traject: een informatiecollege, een gesprek met de contactpersoon van school en daarna het schrijven van de sollicitatiebrief aan het UMCG. Elke stap die ik zette bevestigde mij in mijn keuze; dit voelt goed. Uiteindelijk mocht ik op sollicitatie komen; enorm spannend  maar tegelijkertijd had ik er ook veel zin in. Steeds hoorde ik van iedereen in mijn omgeving (familie, vriendinnen, klasgenoten en docenten) dat dit traject zo goed bij mij paste. Nu was het afwachten. En toen… kwam het bericht dat ik niet was toegelaten. Heel mijn hoofd was ingesteld op het gaan volgen van dit traject en opeens werd dit toekomstbeeld met een harde knal, alsof er een grote zeepbel kapot knapt, uit elkaar gerukt. Van de ongeveer 32 sollicitanten zijn er 23 toegelaten, maar ik zit daar helaas niet bij.

Voor nu kan ik nog niet echt accepteren dat ik geen duaal mag doen. Ik probeer me nog aan de laatste strohalm vast te houden dat het toch misschien, met een hele kleine kans, wie weet, hopelijk…. Toch nog lukt. Misschien naïef, maar ik had me er al zo op ingesteld dat ik werd aangenomen dat het als een harde klap voelt dat het dan niet zo loopt.

Uiteindelijk kom ik er natuurlijk wel, op welke manier dan ook. Het gaat allemaal niet vanzelf maar aan de andere kant kan ik ook wel het positieve ervan inzien: van de makkelijke weg leer je minder dan van de moeilijke weg. Maar voor nu… Is het even heel hard op mijn tanden bijten en probeer ik te genieten van een heerlijke week vakantie – lang leve het HBO!

Iets betekenen

Sinds de twee weken zorgstage die ik heb gelopen op de afdeling interne-oncologie in het eerste jaar van geneeskunde wist ik het eigenlijk al: stiekem heb ik een zwak voor de oudere patiënt/cliënt/bewoner/mens. Ouderenzorg is nu niet echt de richting waar veel mensen voor kiezen maar steeds meer heb ik doorgekregen dat ik met heel veel plezier voor deze groep mensen zorg.

Afbeelding

Het allermooiste aan werken met oudere mensen vind ik het fijne gevoel dat je van de mensen krijgt wanneer je hun dankbaarheid ziet. Het gevoel dat ik nog iets heb kunnen betekenen voor de persoon die al een heel leven achter de rug heeft. Ik vind het bijzonder dat ik dan dat laatste stukje in hun leven (hopelijk) een beetje aangenamer heb kunnen maken. Ongeacht in welk vakgebied ik ga werken – zoals ik dat nu zie is dat juist aan de totaal andere kant van het spectrum, op de kinder- of neonatologieafdeling – het belangrijkste vind ik dat ik in mijn werk iets kan betekenen voor mijn patiënten. Op welk gebied in hun ziekteproces dan ook.

Nooit zal ik het moment vergeten waarop ik met een oudere man met terminale kanker sprak over het leven wat hij had geleid. Mijn collega’s schonken deze meneer weinig aandacht; hij werd gezien als een vervelende patiënt die continu om aandacht vroeg met een delier en daarbij een bijzondere persoonlijkheid. Ik moet zeggen dat mijn eerste indruk van deze man niet direct goed was: half ontkleed, rammelend aan de (dichte) deur van de afdeling, roepend dat hij weg moest. Naarmate mijn eerste week vorderde merkte ik dat ik werd aangetrokken door deze man: er moest toch een ‘gewoon’ mens achter al het ‘afwijkende’ gedrag zitten?! Op een ochtend heb ik een keer de tijd genomen om met deze patiënt te praten. Met trots sprak hij over zijn werk als leraar en tijdens dat gesprek bleek dat deze man nog les had gehad van mijn opa. Pats. Opeens kwam deze patiënt veel dichter bij. Dichter bij in mijn belevingswereld, omdat deze man mijn opa had gekend. Ruim een half uur heb ik aan het bed gezeten van deze man, die eindelijk zijn verhaal kwijt kon, die zo graag alleen maar een luisterend oor wilde in de hectiek van de dag op een verpleegafdeling. Op een gegeven moment werd het een emotioneel gesprek, de man was doodziek. Dan zegt hij iets waarvan ik stil word en ik even niets meer kan zeggen: ‘het is mooi geweest. Ik wil het liefste gewoon daar zijn.’ En bij het woord ‘daar’ maakte hij een beweging met zijn hoofd naar buiten en naar boven. Vanuit zijn raam kijkt de man uit op een grijze wand van golfplaat, maar daarboven.. bevindt zich een strakblauwe lucht. Ik knijp de man in zijn hand, voel hoe hij terug knijpt en de stilte daalt neer.

Oefening baart kunst

Welkom bij mijn eerste blog! Wil je meer over mij weten? Kijk dan onder het kopje ‘Over‘.

PracticeMakesPerfect

10 September 2013. Het giet. En niet zo’n beetje ook. Vol frisse moed was ik om aan mijn eerste stage te beginnen op een psychogeriatrische afdeling in een woonzorgcentrum. De voorspelling was al dagen dreigend en niet erg geruststellend wanneer je een half uur moet fietsen. Gelukkig ben ik niet van suiker en gedurende mijn gehele middelbare school heb ik altijd circa 30 minuten moeten fietsen dus ik ben wel wat gewend. Zo ook die dinsdag in september. Ik laat mij niet verslaan door het Hollandse weer dus ingepakt en wel stap ik op de fiets; op weg naar een nieuw avontuur! De regen spoelt letterlijk de spanning van mij af en uiteindelijk kom ik – toch doorweekt – aan op mijn stageadres. Toch nog wat onwennig kom ik de woonkamer binnen waar ik gelukkig met open armen wordt ontvangen door de medewerkers en bewoners. Gedurende 18 weken zal ik hier als stagiaire gaan rondlopen, ervaring opdoen, veel leren en mooie en minder mooie momenten meemaken.

De eerste twee weken heb ik vooral gekeken en meegeholpen waar ik kon. Alles was nieuw en onbekend (op een tweeweekse ‘zorgstage’ van geneeskunde na) maar langzamerhand raakte ik het gevoel dat ik alleen maar achter de collega van die dag aan het aanhobbelen was kwijt. Een erg leerzaam moment voor mij was het punt waarop ik aan de kant van een bewoner stond die op bed werd geholpen waarbij ik het incontinentiemateriaal kon omdoen. Dag in dag uit heb ik mijn collega’s dit geroutineerd zien doen en ik had er vertrouwen in dat ik dat ook wel even zou doen. Fout. Oké, uit elkaar vouwen moet lukken, maar nu? Ergens kan ik een grijze band lostrekken die aan de bovenkant zit maar waar begin ik met trekken? En kan dat ding daar wel tegen? Ik hoop dat ik een gezicht trek dat uitstraalt dat ik weet waar ik mee bezig ben. Mislukt, ik weet het echt niet, want na het ontvouwen van de ‘inco’ moet deze ook nog op professionele wijze zo onder de billen/rug van de bewoner worden gestopt zodat deze zonder problemen weer op de rug kan draaien. Ik geef het op. ‘Hoe dan?’ is het enige wat ik eruit krijg. Gelukkig heeft mijn collega door dat dit voor mij allemaal nieuw is en ze legt me uit hoe ik het moet doen. Honderd(en) luiers heb ik al verschoond in de jaren waarin ik als oppas en au pair heb gewerkt maar deze inco is toch wel van een ander niveau. En zo zie je maar: je kunt wel denken dat je bekwaam bent omdat het zo makkelijk lijkt als je het voorgedaan ziet, maar in de praktijk werkt het toch vaak heel anders. Oefening baart kunst! (En inmiddels kan ik al net zo geroutineerd als mijn collega’s zo’n inco omdoen bij mijn bewoners)